Nummering
Nummering van panden
Er is een tijd geweest dat men panden aanduidde met een gevelsteen of een uithangbord. Omstreeks 1797-1798 voerde men de wijknummering in.
Een pand werd toen aangeduid door een aanduiding van de wijk plus volgnummer. Buitenwatersloot 142 was destijds VII-320. Het huidige systeem van huisnummers per straat werd omstreeks 1880 ingevoerd. Wanneer men dus gegevens aantreft uit de periode voor de wijziging van de huisnummers, dan zal men eerst uit moeten zoeken welk nummer het betreffende pand later heeft gekregen. Verder heeft men in een aantal gevallen te maken met andere mogelijkheden, bijv. omdat een uitstulping van de Buitenwatersloot later een deel van een zijstraat werd. Zo werden Buitenwatersloot 164, 166, 168 en 170 Anth. Heinsiusstraat 2, 4, 6 en 8 (sedert jaren onbewoond). Verder werden panden samengevoegd, waarbij nummers vervielen. Men denke ook aan het wijkje Siberië, de zijstraatjes die begin van de jaren 70 van de vorige eeuw werden gesloopt, waarna nieuwbouw langs de Buitenwatersloot nummers kreeg die destijds Siberiënummers waren. Geleidelijk zullen aan de huidige nummers de wijknummers en de kadastrale nummers (situatie 1990) worden toegevoegd, mogelijk handig om de geschiedenis van het door u of door uw familie bewoonde pand verder uit te zoeken.
Door hier te klikken kunt u van de straatnaam en het huisnummer de situatie op de kadastrale kaart van 1832 raadplegen. Verder een overzicht, ontleend aan verschillende bronnen van de eigenaren van het betreffende kavel vanaf 1648 t/m 1832. De samenstellers van deze databank hebben daarmee een gigantische klus geklaard.
Het is een zoeksysteem bedoeld als handreiking bij het onderzoek naar de geschiedenis van een huis of perceel. Het vormt de basis voor verder onderzoek. Bij onderzoek naar huizen of percelen is vooral de koppeling tussen kadastergegevens uit 1832 en de pre-kadastrale bronnen vaak lastig, omdat een 'uniek' nummer in de bronnen van voor 1832 ontbreekt. Deze koppeling is van belang om te bepalen of het juiste perceel onderzocht wordt.
De gegevens voor het onderzoek naar huizen of percelen komen uit verschillende administraties. Deze hadden tot doel de registratie van het eigendom, voornamelijk ten behoeve van belastinginning. In opzet en inhoud lopen de registers nogal uiteen. Zo zijn de looproutes in de stad, die de overheidsfunctionarissen gebruikten bij de registratie, vaak niet gelijk. Verder is de opdeling van de stad verschillend: soms in zestien kwartieren, soms in zeven wijken en ook wel in een noordelijk en zuidelijk deel. In 1832 komt er dankzij de invoering van het Kadaster uniformiteit. De kadasteradministratie werd ook met een uniek nummer weergegeven op een kaart (plattegrond). Deze kaart is gedigitaliseerd en wordt gebruikt als een verbinding tussen de oude en de nieuwe administraties. De koppeling wordt gelegd op basis van een overeenkomst in de naam van de eigenaar en/of van looproute. Niet in alle gevallen was het mogelijk om de oudere administratieve gegevens uit de registers aan een perceel met een bepaald kadasternummer te koppelen, bijvoorbeeld omdat de splitsingen en samenvoegingen op binnenterreinen identificatie van één specifiek perceel lastig maken. In die gevallen is er voor gekozen om een koppeling te leggen met het meest voor de hand liggende kadasternummer in 1832. Met een nader onderzoek in koopakten in het notarieel archief en de waarbrieven in het rechterlijk archief, waar meestal de belendingen worden genoemd, is het mogelijk om een betere koppeling te maken. Het is niet de bedoeling voor ieder pand dit deel van voor 1832 op te nemen. Wel hebben wij de gegevens van nr opgenomen als voorbeeld. Het lijkt weinig zin te hebben dit voor ieder nummer van de Buitenwatersloot te doen, nu dat toch al via het internet kan worden ingelezen.
Auteur: Henk Lups